In de 1e periode van zijn behandeling was Ronald blij en enorm verrast met de warmte van zijn oude vrienden. Het was een warm bad. Hij wilde echt meer zijn best doen het ook van zijn kant niet weer te laten verslappen.
Maar uiteindelijk was er altijd wel iets waardoor Ronald niet belde. Hij had pijn of viel in slaap als de pijn weg was. Voelde hij zich goed, dan wilde hij ook even daarvan genieten. Even niets aan zijn hoofd, tijd voor zijn hobby’s (noem het gerust: passies) die lonkten. Zijn hobby’s stonden op nummer één. Die stelden ook geen moeilijke vragen.
En als Ronald belde, dan was hij bang. Bang dat mensen weer over zijn ziekte begonnen, terwijl hij er juist niet mee bezig wilde zijn. Ronald wilde niet ‘de patiënt’ zijn. En dan is het weer makkelijker om mensen face-to-face te spreken. Face-to-face om met kleine blikken te begrijpen dat het gesprek een andere kant op moet. Om elkaar beter te begrijpen. Te connecten.
Dat was wat Ronald wilde. Hij wilde ook jou begrijpen. Weten hoe het écht met je ging. Maar helaas, wat hij vroeger al niet goed kon, werd hem later belemmerd.
Ik wou dat ’ie eens belde.